repliceren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | repliceer | repliceerde | heb gerepliceerd |
jij, je, u | repliceert | repliceerde | hebt gerepliceerd |
hij, zij, het | repliceert | repliceerde | heeft gerepliceerd |
wij | repliceren | repliceerden | hebben gerepliceerd |
jullie | repliceren | repliceerden | hebben gerepliceerd |
zij, ze | repliceren | repliceerden | hebben gerepliceerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Repliceren with some of the pronouns.
- Ik repliceer de e-mail zo snel mogelijk.
- Jij replicaat de experimentele resultaten in je verslag.
- Hij/Zij/Het repliceert de studieopzet nauwkeurig.
- Wij repliceren de bevindingen van het onderzoek in ons artikel.
- Jullie repliceren de procedures volgens de instructies.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Repliceren with some of the pronouns.
- Vroeger repliceerde ik vaak onderzoeksartikelen.
- Toen ik jonger was, replicateerde ik experimenten als hobby.
- In die tijd repliceerde hij/zij/het regelmatig wetenschappelijke studies.
- Wij repliceerden vroeger de resultaten in ons laboratorium.
- Jullie repliceerden altijd zorgvuldig de bevindingen van anderen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Repliceren with some of the pronouns.
- Ik heb gerepliceerd wat je hebt gezegd.
- Jij hebt de gegevens gerepliceerd voor de analyse.
- Hij/Zij/Het heeft de originele resultaten gerepliceerd.
- Wij hebben de experimenten succesvol gerepliceerd.
- Jullie hebben de methode correct gerepliceerd.