reppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rep | repte | heb gerept |
jij, je, u | rept | repte | hebt gerept |
hij, zij, het | rept | repte | heeft gerept |
wij | reppen | repten | hebben gerept |
jullie | reppen | repten | hebben gerept |
zij, ze | reppen | repten | hebben gerept |
PresensBeta
Example presens sentences for Reppen with some of the pronouns.
- Ik rep snel naar de supermarkt.
- Jij rept je door het drukke verkeer.
- Hij/zij/het rept zich met grote haast.
- Wij reppen naar de trein om hem nog te halen.
- Jullie reppen zich door de stad op zoek naar een cadeau.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Reppen with some of the pronouns.
- Ik rep meestal naar school.
- Jij rept gisteren naar de winkel.
- Hij/zij/het repte zich langzaam door het boek.
- Wij repten vroeger altijd naar de speeltuin.
- Jullie repten ongeduldig naar het concert.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Reppen with some of the pronouns.
- Ik heb gerept over het voorval.
- Jij hebt je snel gerept naar de vergadering.
- Hij/zij/het heeft zich gehaast en gerept naar de afspraak.
- Wij hebben ons naar de top gerept.
- Jullie hebben je goed gerept tijdens de presentatie.