restitueren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | restitueer | restitueerde | heb gerestitueerd |
jij, je, u | restitueert | restitueerde | hebt gerestitueerd |
hij, zij, het | restitueert | restitueerde | heeft gerestitueerd |
wij | restitueren | restitueerden | hebben gerestitueerd |
jullie | restitueren | restitueerden | hebben gerestitueerd |
zij, ze | restitueren | restitueerden | hebben gerestitueerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Restitueren with some of the pronouns.
- Ik restitueer de verloren voorwerpen.
- Jij restitueert het geld aan de klant.
- Hij/Zij/Het restitueert de schade.
- Wij restitueren de betalingen.
- Jullie restitueren de te veel betaalde kosten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Restitueren with some of the pronouns.
- Ik restitueerde de verloren voorwerpen.
- Jij restitueerde het geld aan de klant.
- Hij/Zij/Het restitueerde de schade.
- Wij restitueerden de betalingen.
- Jullie restitueerden de te veel betaalde kosten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Restitueren with some of the pronouns.
- Ik heb de verloren voorwerpen gerestitueerd.
- Jij hebt het geld aan de klant gerestitueerd.
- Hij/Zij/Het heeft de schade gerestitueerd.
- Wij hebben de betalingen gerestitueerd.
- Jullie hebben de te veel betaalde kosten gerestitueerd.