ritmeren

Conjugations List of Ritmeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikritmeerritmeerdeheb geritmeerd
jij, je, uritmeertritmeerdehebt geritmeerd
hij, zij, hetritmeertritmeerdeheeft geritmeerd
wijritmerenritmeerdenhebben geritmeerd
jullieritmerenritmeerdenhebben geritmeerd
zij, zeritmerenritmeerdenhebben geritmeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Ritmeren with some of the pronouns.

  • Ik ritmeer elke ochtend voor het ontbijt.
  • Jij ritmeert graag tijdens het sporten.
  • Hij/Zij/Het ritmeert op de maat van de muziek.
  • Wij ritmeren samen met de hele groep.
  • Jullie ritmeren met veel enthousiasme.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ritmeren with some of the pronouns.

  • Ik ritmeerde vroeger in een band.
  • Jij ritmeerde altijd als je gestrest was.
  • Hij/Zij/Het ritmeerde constant en kon niet stilzitten.
  • Wij ritmeerden elke zaterdagmiddag in het park.
  • Jullie ritmeerden graag op feestjes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ritmeren with some of the pronouns.

  • Ik heb geritmeerd tijdens het concert gisteravond.
  • Jij hebt al vaak geritmeerd in deze zaal.
  • Hij/Zij/Het heeft het ritmeren geleerd op jonge leeftijd.
  • Wij hebben samen geritmeerd op verschillende evenementen.
  • Jullie hebben goed geritmeerd tijdens de repetities.