ronddansen

Conjugations List of Ronddansen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdans ronddanste rondheb rondgedanst
jij, je, udanst ronddanste rondhebt rondgedanst
hij, zij, hetdanst ronddanste rondheeft rondgedanst
wijdansen ronddansten rondhebben rondgedanst
julliedansen ronddansten rondhebben rondgedanst
zij, zedansen ronddansten rondhebben rondgedanst

Presens
Beta

Example presens sentences for Ronddansen with some of the pronouns.

  • Ik dans rond op het feest.
  • Jij danst rond in de kamer.
  • Hij/Zij danst rond met zijn/haar partner.
  • Wij dansen rond de vuurkorf.
  • Jullie dansen rond de tafel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ronddansen with some of the pronouns.

  • Vroeger danste ik rond in mijn slaapkamer.
  • Toen ik jong was, danste jij rond in de tuin.
  • Hij/Zij danste vrolijk rond in de regen.
  • Wij dansten rond de kerstboom.
  • Jullie dansten uitbundig rond op het schoolfeest.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ronddansen with some of the pronouns.

  • Ik heb rondgedanst tijdens het concert.
  • Jij hebt rondgedanst op het podium.
  • Hij/Zij heeft rondgedanst op het strand.
  • Wij hebben rondgedanst op het feest.
  • Jullie hebben rondgedanst in de club.