samenkrimpen

Conjugations List of Samenkrimpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrimp samenkromp samenben samengekrompen
jij, je, ukrimpt samenkromp samenbent samengekrompen
hij, zij, hetkrimpt samenkromp samenis samengekrompen
wijkrimpen samenkrompen samenzijn samengekrompen
julliekrimpen samenkrompen samenzijn samengekrompen
zij, zekrimpen samenkrompen samenzijn samengekrompen

Presens

Example presens sentences for Samenkrimpen with some of the pronouns.

  • Ik krimp samen tijdens het kijken van enge films.
  • Jij krimpt samen als je een naald ziet.
  • Hij/zij/het krimpt samen van de kou.
  • Wij krimpen samen van angst voor spinnen.
  • Jullie krimpen samen bij het horen van harde geluiden.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Samenkrimpen with some of the pronouns.

  • Ik kromp samen toen de bliksem insloeg.
  • Jij kromp samen van schrik.
  • Hij/zij/het kromp samen door de onverwachte knal.
  • Wij krompen samen van de spanning.
  • Jullie krompen samen toen de muziek plotseling stopte.

Perfectum

Example perfectum sentences for Samenkrimpen with some of the pronouns.

  • Ik ben samengekrompen toen ik de spin zag.
  • Jij bent samengekrompen toen je de ijskoude douche voelde.
  • Hij/zij/het is samengekrompen door de pijn.
  • Wij zijn samengekrompen bij het horen van het slechte nieuws.
  • Jullie zijn samengekrompen toen jullie de strakke trui aantrokken.