schaden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schaad | schaadde | heb geschaad |
jij, je, u | schaadt | schaadde | hebt geschaad |
hij, zij, het | schaadt | schaadde | heeft geschaad |
wij | schaden | schaadden | hebben geschaad |
jullie | schaden | schaadden | hebben geschaad |
zij, ze | schaden | schaadden | hebben geschaad |
PresensBeta
Example presens sentences for Schaden with some of the pronouns.
- Het schaadt mijn gezondheid om zo laat nog te eten.
- Haar gedrag schaadt de reputatie van het bedrijf.
- Roken schaadt de longen.
- Te veel zon kan de huid schaden.
- Het schaadt de relatie als je constant liegt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schaden with some of the pronouns.
- Vroeger schaadde hij regelmatig de regels van de school.
- Als kind beschadigde ze vaak haar speelgoed door ruw spel.
- In die tijd schaadden ze het milieu door onverantwoordelijk afvalbeheer.
- Iedereen wist dat hij andermans eigendommen beschadigde.
- Ze schaadden hun gezondheid door jarenlang ongezond te eten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schaden with some of the pronouns.
- Ik heb mijn telefoon per ongeluk laten vallen en daarmee heb ik het scherm beschadigd.
- De storm heeft veel huizen beschadigd.
- Hij heeft zijn hand geblesseerd tijdens het sporten.
- We hebben onze plannen veranderd en daarmee hebben we de afspraken geschonden.
- De naschokken hebben de al beschadigde gebouwen verder beschadigd.