scharen

Conjugations List of Scharen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschaarschaardeheb geschaard
jij, je, uschaartschaardehebt geschaard
hij, zij, hetschaartschaardeheeft geschaard
wijscharenschaardenhebben geschaard
julliescharenschaardenhebben geschaard
zij, zescharenschaardenhebben geschaard

Presens
Beta

Example presens sentences for Scharen with some of the pronouns.

  • Ik schaar de bloemen in een vaas.
  • Jij scheert je met een schaar.
  • Hij schaart zich achter de nieuwe regels.
  • Wij scharen ons bij het protest.
  • Zij scharen hun krachten samen voor het project.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Scharen with some of the pronouns.

  • Ik schoor mijn baard met een schaar.
  • Jij schoor je benen met een schaar.
  • Hij schoor zijn snor af met een schaar.
  • Wij schoren het papier in rechte lijnen.
  • Zij schoren de schapen met een schaar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Scharen with some of the pronouns.

  • Ik heb de boeken met een schaar gesneden.
  • Jij hebt je haar met een schaar geknipt.
  • Hij heeft zich bij de winnaars geschaard.
  • Wij hebben onze hulp aan hen geschonken.
  • Zij hebben de foto's met een schaar uitgeknipt.