schoonbranden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | brand schoon | brandde schoon | heb schoongebrand |
jij, je, u | brandt schoon | brandde schoon | hebt schoongebrand |
hij, zij, het | brandt schoon | brandde schoon | heeft schoongebrand |
wij | branden schoon | brandden schoon | hebben schoongebrand |
jullie | branden schoon | brandden schoon | hebben schoongebrand |
zij, ze | branden schoon | brandden schoon | hebben schoongebrand |
PresensBeta
Example presens sentences for Schoonbranden with some of the pronouns.
- Ik schoonbrand de tuin om onkruid te verwijderen.
- Jij schoonbrandt het afval in de vuurkorf.
- Hij/Zij/Het schoonbrandt de oude takken in de boomgaard.
- Wij schoonbranden regelmatig de barbecue voor gebruik.
- Jullie schoonbranden de houten tuinmeubelen elk jaar.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schoonbranden with some of the pronouns.
- Ik brandde de tuin schoon om onkruid te verwijderen.
- Jij brandde het afval schoon in de vuurkorf.
- Hij/Zij/Het brandde de oude takken schoon in de boomgaard.
- Wij brandden de barbecue regelmatig schoon voor gebruik.
- Jullie brandden de houten tuinmeubelen elk jaar schoon.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schoonbranden with some of the pronouns.
- Ik heb de tuin schoongebrand om onkruid te verwijderen.
- Jij hebt het afval schoongebrand in de vuurkorf.
- Hij/Zij/Het heeft de oude takken schoongebrand in de boomgaard.
- Wij hebben de barbecue regelmatig schoongebrand voor gebruik.
- Jullie hebben de houten tuinmeubelen elk jaar schoongebrand.