officiëren

Conjugations List of Officiëren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikofficieerofficieerdeheb geofficieerd
jij, je, uofficieertofficieerdehebt geofficieerd
hij, zij, hetofficieertofficieerdeheeft geofficieerd
wijofficiërenofficieerdenhebben geofficieerd
jullieofficiërenofficieerdenhebben geofficieerd
zij, zeofficiërenofficieerdenhebben geofficieerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Officiëren with some of the pronouns.

  • De officieren organiseren de trainingen voor het leger.
  • Ik officier tijdens de ceremonie vanavond.
  • Jij officiert altijd met veel precisie.
  • Hij/zij/officiert regelmatig bij belangrijke evenementen.
  • Wij officieren samen in hetzelfde regiment.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Officiëren with some of the pronouns.

  • Vroeger officierde ik in het leger.
  • Toen ik jonger was, officierde mijn vader ook.
  • Jij officierde altijd met passie en toewijding.
  • Hij/zij officierde vaak tijdens crisissituaties.
  • Wij officierden samen in dezelfde eenheid.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Officiëren with some of the pronouns.

  • De officieren hebben de missie succesvol voltooid.
  • Ik heb als officier in verschillende landen gediend.
  • Jij hebt vorige maand officier gespeeld bij de oefening.
  • Hij/zij heeft al eerder geofficieerd tijdens deze parade.
  • Wij hebben officiersrangen behaald na jaren van training.