schuimen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schuim | schuimde | heb geschuimd |
jij, je, u | schuimt | schuimde | hebt geschuimd |
hij, zij, het | schuimt | schuimde | heeft geschuimd |
wij | schuimen | schuimden | hebben geschuimd |
jullie | schuimen | schuimden | hebben geschuimd |
zij, ze | schuimen | schuimden | hebben geschuimd |
PresensBeta
Example presens sentences for Schuimen with some of the pronouns.
- Ik schuim de melk voor mijn koffie op.
- Jij schuimt altijd als je bier inschenkt.
- Hij/Zij/Het schuimt de zeep over zijn/haar handen.
- Wij schuimen de markt af op zoek naar koopjes.
- Jullie schuimen graag langs het strand tijdens het surfen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schuimen with some of the pronouns.
- Vroeger schuimde ik de melk op voor mijn koffie.
- Jij schuimde altijd als je bier inschonk.
- Hij/Zij/Het schuimde het over zijn/haar handen.
- Wij schuimden de markt af op zoek naar koopjes.
- Jullie schuimden graag langs het strand tijdens het surfen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schuimen with some of the pronouns.
- Ik heb de melk opgeschuimd voor mijn koffie.
- Jij hebt altijd geschuimd als je bier inschonk.
- Hij/Zij/Het heeft het schuim over zijn/haar handen verspreid.
- Wij hebben de markt afgeschuimd op zoek naar koopjes.
- Jullie hebben graag langs het strand geschuimd tijdens het surfen.