sjokken

Conjugations List of Sjokken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksjoksjokteheb gesjokt
jij, je, usjoktsjoktehebt gesjokt
hij, zij, hetsjoktsjokteheeft gesjokt
wijsjokkensjoktenhebben gesjokt
julliesjokkensjoktenhebben gesjokt
zij, zesjokkensjoktenhebben gesjokt

Presens
Beta

Example presens sentences for Sjokken with some of the pronouns.

  • Ik sjok van de ene kant van de stad naar de andere.
  • Jij sjokt altijd zo langzaam, kom op!
  • Hij sjokt vermoeid door het park.
  • Zij sjokken achteraan in de rij.
  • We sjokken samen naar huis na een lange dag.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Sjokken with some of the pronouns.

  • Vroeger sjokte ik altijd naar school.
  • Toen ik jong was, sjokten we vaak door het bos.
  • Gisteravond sjokte hij moeizaam naar huis.
  • Ze sjokten vroeger samen naar de speeltuin.
  • Elke ochtend sjokten we dezelfde route naar het werk.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Sjokken with some of the pronouns.

  • Ik heb gesjokt naar de supermarkt en terug.
  • Jij bent gisteren gesjokt naar het station.
  • Hij is al meerdere keren gesjokt tijdens zijn reis.
  • Zij heeft onlangs gesjokt naar de top van de berg.
  • We zijn vorige week gesjokt langs het strand.