sonjabakkeren

Conjugations List of Sonjabakkeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksonjabakkersonjabakkerdeheb gesonjabakkerd
jij, je, usonjabakkertsonjabakkerdehebt gesonjabakkerd
hij, zij, hetsonjabakkertsonjabakkerdeheeft gesonjabakkerd
wijsonjabakkerensonjabakkerdenhebben gesonjabakkerd
julliesonjabakkerensonjabakkerdenhebben gesonjabakkerd
zij, zesonjabakkerensonjabakkerdenhebben gesonjabakkerd

Presens

Example presens sentences for Sonjabakkeren with some of the pronouns.

  • Ik sonjabakker nu elke dag.
  • Jij sonjabakkert regelmatig.
  • Hij/Zij/Het sonjabakkert graag in de ochtend.
  • Wij sonjabakkeren samen tijdens de lunchpauze.
  • Zij sonjabakkeren al jarenlang.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Sonjabakkeren with some of the pronouns.

  • Vroeger sonjabakkerde ik altijd met mijn moeder.
  • Jij sonjabakkerde vroeger toch ook?
  • Hij/Zij/Het sonjabakkerde elke zomer op vakantie.
  • Wij sonjabakkerden gisteren nog samen.
  • Zij sonjabakkerden toen ze jong waren.

Perfectum

Example perfectum sentences for Sonjabakkeren with some of the pronouns.

  • Ik heb gesonjabakkerd op mijn verjaardag.
  • Jij bent gisteren ook gaan sonjabakkeren.
  • Hij/Zij/Het heeft al veel gesonjabakkerd.
  • Wij hebben net gesonjabakkerd in de keuken.
  • Zij zijn naar een workshop gesonjabakkerd.