stuiten

Conjugations List of Stuiten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstuitstuitteheb gestuit
jij, je, ustuitstuittehebt gestuit
hij, zij, hetstuitstuitteheeft gestuit
wijstuitenstuittenhebben gestuit
julliestuitenstuittenhebben gestuit
zij, zestuitenstuittenhebben gestuit

Presens
Beta

Example presens sentences for Stuiten with some of the pronouns.

  • Ik stuit de bal tijdens het spel.
  • Jij stuit de tegenstander met je kracht.
  • Hij stuit op een probleem tijdens zijn onderzoek.
  • Zij stuiten op weerstand bij hun plannen.
  • Wij stuiten regelmatig op verkeersopstoppingen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Stuiten with some of the pronouns.

  • Ik stuitte op een oud fotoalbum in de zolder.
  • Jij stuitte vaak op moeilijkheden tijdens je studie.
  • Hij stuitte op onbegrip bij zijn pogingen om te helpen.
  • Zij stuitte op een interessante ontdekking tijdens haar archeologisch werk.
  • Wij stuitten op een verborgen schat in de tuin van oma.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Stuiten with some of the pronouns.

  • Ik ben op een obstakel gestuit tijdens mijn wandeling.
  • Jij hebt een interessant artikel over die kwestie gevonden.
  • Hij is op veel kritiek gestuit na zijn controversiële uitspraken.
  • Zij hebben een onverwachte uitdaging ondervonden tijdens hun reis.
  • Wij zijn op een prachtig landschap gestuit tijdens onze fietstocht.