stukgaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ga stuk | ging stuk | ben stukgegaan |
jij, je, u | gaat stuk | ging stuk | bent stukgegaan |
hij, zij, het | gaat stuk | ging stuk | is stukgegaan |
wij | gaan stuk | gingen stuk | zijn stukgegaan |
jullie | gaan stuk | gingen stuk | zijn stukgegaan |
zij, ze | gaan stuk | gingen stuk | zijn stukgegaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Stukgaan with some of the pronouns.
- Ik ga stuk van het lachen.
- De auto gaat regelmatig stuk.
- Mijn telefoon gaat altijd stuk op het verkeerde moment.
- Zij gaan stuk van de schrik.
- De vaas gaat kapot als je hem laat vallen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Stukgaan with some of the pronouns.
- Vroeger ging ik vaak stuk van het lachen.
- De auto ging regelmatig stuk toen ik hem had.
- Mijn telefoon ging regelmatig stuk vorig jaar.
- Zij gingen stuk van de schrik toen ze het nieuws hoorden.
- De vaas ging kapot toen ik hem per ongeluk liet vallen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Stukgaan with some of the pronouns.
- Ik ben stukgegaan van het lachen.
- De auto is gisteren stukgegaan.
- Mijn telefoon is al meerdere keren stukgegaan.
- Zij zijn stukgegaan van de schrik.
- De vaas is helaas stukgegaan toen hij viel.