vaneenvallen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | val vaneen | viel vaneen | ben vaneengevallen |
jij, je, u | valt vaneen | viel vaneen | bent vaneengevallen |
hij, zij, het | valt vaneen | viel vaneen | is vaneengevallen |
wij | vallen vaneen | vielen vaneen | zijn vaneengevallen |
jullie | vallen vaneen | vielen vaneen | zijn vaneengevallen |
zij, ze | vallen vaneen | vielen vaneen | zijn vaneengevallen |
PresensBeta
Example presens sentences for Vaneenvallen with some of the pronouns.
- De glazen vaneenvallen op de grond.
- Ik zie dat de cake vaneenvalt in de oven.
- De relatie tussen hen valt vaneen.
- De puzzelstukjes vallen vaneen en raken kwijt.
- Wanneer de temperaturen dalen, vallen de sneeuwvlokken vaneen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vaneenvallen with some of the pronouns.
- Terwijl ik door het bos liep, viel er een boom vaneen.
- Vroeger vielen de oude gebouwen vaneen bij hevige regenval.
- Toen ik de doos oppakte, viel hij vaneen in mijn handen.
- Elke keer als hij zijn evenwicht verloor, viel hij vaneen.
- Tijdens de repetitie viel het decor vaneen en moesten we improviseren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vaneenvallen with some of the pronouns.
- De vaas is vaneengevallen toen hij van de tafel viel.
- Ik heb gemerkt dat het hele plan vaneen is gevallen.
- Na de aardbeving waren de gebouwen vaneengevallen.
- De groep vrienden was uit elkaar gevallen nadat ze ruzie kregen.
- Nadat de storm voorbij was, lagen de omgewaaide bomen vaneen.