tekeergaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ga tekeer | ging tekeer | heb tekeergegaan |
jij, je, u | gaat tekeer | ging tekeer | hebt tekeergegaan |
hij, zij, het | gaat tekeer | ging tekeer | heeft tekeergegaan |
wij | gaan tekeer | gingen tekeer | hebben tekeergegaan |
jullie | gaan tekeer | gingen tekeer | hebben tekeergegaan |
zij, ze | gaan tekeer | gingen tekeer | hebben tekeergegaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Tekeergaan with some of the pronouns.
- Hij gaat tekeer tegen zijn collega's tijdens de vergadering.
- Ik ga tekeer als ik gefrustreerd ben.
- Jullie gaan tekeer op het voetbalveld.
- Zij gaat tekeer tegen haar ouders omdat ze boos is.
- Wij gaan tekeer tijdens het concert vanavond.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tekeergaan with some of the pronouns.
- Hij ging tekeer tegen zijn collega's tijdens de vergadering.
- Ik ging tekeer toen ik gefrustreerd was.
- Jullie gingen tekeer op het voetbalveld.
- Zij ging tekeer tegen haar ouders omdat ze boos was.
- Wij gingen tekeer tijdens het concert vorige week.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tekeergaan with some of the pronouns.
- Hij is tekeer gegaan tegen zijn collega's tijdens de vergadering.
- Ik ben tekeer gegaan toen ik gefrustreerd was.
- Jullie zijn tekeer gegaan op het voetbalveld.
- Zij is tekeer gegaan tegen haar ouders omdat ze boos was.
- Wij zijn tekeer gegaan tijdens het concert gisteravond.