stremmen

Conjugations List of Stremmen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstremstremdeben gestremd
jij, je, ustremtstremdebent gestremd
hij, zij, hetstremtstremdeis gestremd
wijstremmenstremdenzijn gestremd
julliestremmenstremdenzijn gestremd
zij, zestremmenstremdenzijn gestremd

Presens
Beta

Example presens sentences for Stremmen with some of the pronouns.

  • Ik strem melk om kaas te maken.
  • Jij stremt de vloeistof voorzichtig.
  • Hij of zij stremt altijd op de juiste temperatuur.
  • Wij stremmen de room in de koelkast.
  • Jullie stremmen de melk niet lang genoeg.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Stremmen with some of the pronouns.

  • Ik stremde melk voor het maken van kaas.
  • Jij stremde de vloeistof voorzichtig gisteren.
  • Hij of zij stremde altijd op de juiste temperatuur in het verleden.
  • Wij stremden de room in de koelkast vorige week.
  • Jullie stremden de melk niet lang genoeg in het verleden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Stremmen with some of the pronouns.

  • Ik heb de melk gestremd voor de kaas.
  • Jij hebt de vloeistof gestremd zonder problemen.
  • Hij of zij heeft altijd op de juiste temperatuur gestremd.
  • Wij hebben de room in de koelkast gestremd.
  • Jullie hebben de melk niet lang genoeg gestremd.