opkorten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kort op | kortte op | heb opgekort |
jij, je, u | kort op | kortte op | hebt opgekort |
hij, zij, het | kort op | kortte op | heeft opgekort |
wij | korten op | kortten op | hebben opgekort |
jullie | korten op | kortten op | hebben opgekort |
zij, ze | korten op | kortten op | hebben opgekort |
PresensBeta
Example presens sentences for Opkorten with some of the pronouns.
- Ik kort de tijd in.
- Jij kort de route in.
- Hij kort de tekst in.
- Zij kort de vergadering in.
- We korten de wachttijd in.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opkorten with some of the pronouns.
- Ik kortte de tijd in.
- Jij kortte de route in.
- Hij kortte de tekst in.
- Zij kortte de vergadering in.
- We kortten de wachttijd in.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opkorten with some of the pronouns.
- Ik heb de tijd ingekort.
- Jij hebt de route ingekort.
- Hij heeft de tekst ingekort.
- Zij heeft de vergadering ingekort.
- We hebben de wachttijd ingekort.