terugluisteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | luister terug | luisterde terug | heb teruggeluisterd |
jij, je, u | luistert terug | luisterde terug | hebt teruggeluisterd |
hij, zij, het | luistert terug | luisterde terug | heeft teruggeluisterd |
wij | luisteren terug | luisterden terug | hebben teruggeluisterd |
jullie | luisteren terug | luisterden terug | hebben teruggeluisterd |
zij, ze | luisteren terug | luisterden terug | hebben teruggeluisterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Terugluisteren with some of the pronouns.
- Ik luister terug naar de opgenomen les.
- Jij luistert de podcast terug.
- Hij/zij/het luistert de muziek terug.
- Wij luisteren de toespraak terug.
- Jullie luisteren de uitzending terug.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Terugluisteren with some of the pronouns.
- Ik luisterde de opgenomen les terug.
- Jij luisterde de podcast terug.
- Hij/zij/het luisterde de muziek terug.
- Wij luisterden de toespraak terug.
- Jullie luisterden de uitzending terug.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Terugluisteren with some of the pronouns.
- Ik heb de opgenomen les teruggeluisterd.
- Jij hebt de podcast teruggeluisterd.
- Hij/zij/het heeft de muziek teruggeluisterd.
- Wij hebben de toespraak teruggeluisterd.
- Jullie hebben de uitzending teruggeluisterd.