toenagelen

Conjugations List of Toenagelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknagel toenagelde toeheb toegenageld
jij, je, unagelt toenagelde toehebt toegenageld
hij, zij, hetnagelt toenagelde toeheeft toegenageld
wijnagelen toenagelden toehebben toegenageld
jullienagelen toenagelden toehebben toegenageld
zij, zenagelen toenagelden toehebben toegenageld

Presens
Beta

Example presens sentences for Toenagelen with some of the pronouns.

  • Ik toenagel op dit moment het hout aan elkaar.
  • Jij toenaalt het hek met spijkers.
  • Hij/zij nagelt de planken aan de muur.
  • Wij nagelen de kisten stevig dicht.
  • Jullie toenaagelen het materiaal voorzichtig.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Toenagelen with some of the pronouns.

  • Ik toenaalde het hout aan elkaar.
  • Jij toenaalde het hek met spijkers.
  • Hij/zij nagelde de planken aan de muur.
  • Wij nagelden de kisten stevig dicht.
  • Jullie toenaalden het materiaal voorzichtig.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Toenagelen with some of the pronouns.

  • Ik heb het hout aan elkaar toegenaald.
  • Jij hebt het hek met spijkers toegenageld.
  • Hij/zij heeft de planken aan de muur toegenageld.
  • Wij hebben de kisten stevig dichtgenageld.
  • Jullie hebben het materiaal voorzichtig toegenaageld.