toerollen

Conjugations List of Toerollen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrol toerolde toeheb toegerold
jij, je, urolt toerolde toehebt toegerold
hij, zij, hetrolt toerolde toeheeft toegerold
wijrollen toerolden toehebben toegerold
jullierollen toerolden toehebben toegerold
zij, zerollen toerolden toehebben toegerold

Presens
Beta

Example presens sentences for Toerollen with some of the pronouns.

  • Ik rol toerol nu door de stad.
  • Jij rolt toerolt door de stad.
  • Hij/Zij rolt toerolt door de stad.
  • Wij rollen toerollen door de stad.
  • Zij rollen toerollen door de stad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Toerollen with some of the pronouns.

  • Ik rolde toerol door de stad.
  • Jij rolde toerol door de stad.
  • Hij/Zij rolde toerol door de stad.
  • Wij rolden toerol door de stad.
  • Zij rolden toerol door de stad.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Toerollen with some of the pronouns.

  • Ik heb toerol gerold door de stad.
  • Jij hebt toerol gerold door de stad.
  • Hij/Zij heeft toerol gerold door de stad.
  • Wij hebben toerol gerold door de stad.
  • Zij hebben toerol gerold door de stad.