toestoppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stop toe | stopte toe | heb toegestopt |
jij, je, u | stopt toe | stopte toe | hebt toegestopt |
hij, zij, het | stopt toe | stopte toe | heeft toegestopt |
wij | stoppen toe | stopten toe | hebben toegestopt |
jullie | stoppen toe | stopten toe | hebben toegestopt |
zij, ze | stoppen toe | stopten toe | hebben toegestopt |
PresensBeta
Example presens sentences for Toestoppen with some of the pronouns.
- Ik stop een cadeau in de doos.
- Jij stopt de brief in de envelop.
- Hij stopt de sleutels in zijn zak.
- Zij stopt het geld in haar portemonnee.
- Wij stoppen de boeken in de tas.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toestoppen with some of the pronouns.
- Ik stopte een cadeau in de doos.
- Jij stopte de brief in de envelop.
- Hij stopte de sleutels in zijn zak.
- Zij stopte het geld in haar portemonnee.
- Wij stopten de boeken in de tas.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toestoppen with some of the pronouns.
- Ik heb het cadeau in de doos gestopt.
- Jij hebt de brief in de envelop gestopt.
- Hij heeft de sleutels in zijn zak gestopt.
- Zij heeft het geld in haar portemonnee gestopt.
- Wij hebben de boeken in de tas gestopt.