toestrijken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | strijk toe | streek toe | heb toegestreken |
jij, je, u | strijkt toe | streek toe | hebt toegestreken |
hij, zij, het | strijkt toe | streek toe | heeft toegestreken |
wij | strijken toe | streken toe | hebben toegestreken |
jullie | strijken toe | streken toe | hebben toegestreken |
zij, ze | strijken toe | streken toe | hebben toegestreken |
PresensBeta
Example presens sentences for Toestrijken with some of the pronouns.
- Ik strijk toe op de broek.
- Jij strijkt toe op het papier.
- Hij/Zij/Het strijkt toe op de stof.
- Wij strijken toe op de tafel.
- Jullie strijken toe op de muur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toestrijken with some of the pronouns.
- Ik streken toe op het boek.
- Jij streek toe op de brief.
- Hij/Zij/Het streek toe op de lijst.
- Wij streken toe op de kaart.
- Jullie streek toe op de foto.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toestrijken with some of the pronouns.
- Ik ben neergestreken op het strand.
- Jij bent neergestreken in het park.
- Hij/Zij/Het is neergestreken in de stad.
- Wij zijn neergestreken op het terras.
- Jullie zijn neergestreken bij de rivier.