tornooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tornooi | tornooide | heb getornooid |
jij, je, u | tornooit | tornooide | hebt getornooid |
hij, zij, het | tornooit | tornooide | heeft getornooid |
wij | tornooien | tornooiden | hebben getornooid |
jullie | tornooien | tornooiden | hebben getornooid |
zij, ze | tornooien | tornooiden | hebben getornooid |
PresensBeta
Example presens sentences for Tornooien with some of the pronouns.
- Ik organiseer tornooien voor mijn leerlingen.
- Jij speelt graag tornooien in je vrije tijd.
- Hij/zij neemt deel aan verschillende tornooien.
- Wij oefenen veel voor de tornooien.
- Jullie kijken graag naar de tornooien op televisie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tornooien with some of the pronouns.
- Vroeger organiseerde ik tornooien voor mijn leerlingen.
- Jij speelde vaak tornooien in je vrije tijd.
- Hij/zij nam deel aan verschillende tornooien.
- Wij oefenden veel voor de tornooien.
- Jullie keken graag naar de tornooien op televisie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tornooien with some of the pronouns.
- Ik heb tornooien georganiseerd voor mijn leerlingen.
- Jij hebt vaak tornooien gespeeld in je vrije tijd.
- Hij/zij heeft deelgenomen aan verschillende tornooien.
- Wij hebben veel geoefend voor de tornooien.
- Jullie hebben graag naar de tornooien op televisie gekeken.