trotseren

Conjugations List of Trotseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrotseertrotseerdeheb getrotseerd
jij, je, utrotseerttrotseerdehebt getrotseerd
hij, zij, hettrotseerttrotseerdeheeft getrotseerd
wijtrotserentrotseerdenhebben getrotseerd
jullietrotserentrotseerdenhebben getrotseerd
zij, zetrotserentrotseerdenhebben getrotseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Trotseren with some of the pronouns.

  • Ik trotseer de moeilijkheden elke dag.
  • Jij trotseert de angsten en gaat ervoor.
  • Hij trotseert de storm en blijft staan.
  • Zij trotseren de uitdagingen met vastberadenheid.
  • Wij trotseren de obstakels en komen sterker terug.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Trotseren with some of the pronouns.

  • Ik trotseerde de storm zonder angst.
  • Jij trotseerde alle kritiek en ging je eigen weg.
  • Hij trotseerde de grootste uitdagingen en kwam als winnaar uit de strijd.
  • Zij trotseerden de hevige tegenstand en behaalden uiteindelijk succes.
  • Wij trotseerden de barre weersomstandigheden tijdens onze tocht.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Trotseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de gevaren succesvol getrotseerd.
  • Jij hebt je innerlijke twijfels overwonnen en bent ze gaan trotseren.
  • Hij heeft zijn grenzen verlegd en heeft alle obstakels getrotseerd.
  • Zij hebben de moed gehad om hun angsten te trotseren.
  • Wij hebben de tegenslagen overwonnen en zijn er sterker door geworden.