uitbrengen

Conjugations List of Uitbrengen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbreng uitbracht uitheb uitgebracht
jij, je, ubrengt uitbracht uithebt uitgebracht
hij, zij, hetbrengt uitbracht uitheeft uitgebracht
wijbrengen uitbrachten uithebben uitgebracht
julliebrengen uitbrachten uithebben uitgebracht
zij, zebrengen uitbrachten uithebben uitgebracht

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitbrengen with some of the pronouns.

  • Ik breng een nieuw album uit.
  • Jij brengt regelmatig nieuwsberichten uit.
  • Hij/Zij/Het brengt een boek uit over geschiedenis.
  • Wij brengen een toast uit op het bruidspaar.
  • Jullie brengen een nieuw product uit op de markt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitbrengen with some of the pronouns.

  • Vroeger bracht ik vaak mijn eigen muziek uit.
  • Toen ik jonger was, bracht jij altijd leuke cadeaus uit.
  • Hij/Zij/Het bracht regelmatig verslagen uit over politieke kwesties.
  • In die tijd brachten wij maandelijks een tijdschrift uit.
  • Jullie brachten vroeger veel tijd samen door en brachten mooie herinneringen uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitbrengen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren een persbericht uitgebracht.
  • Jij hebt je stem al uitgebracht tijdens de verkiezingen.
  • Hij/Zij/Het heeft onlangs een film uitgebracht.
  • Wij hebben vorig jaar een nieuwe editie van het magazine uitgebracht.
  • Jullie hebben succesvolle singles uitgebracht in de afgelopen maanden.