uitbuiken

Conjugations List of Uitbuiken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbuik uitbuikte uitheb uitgebuikt
jij, je, ubuikt uitbuikte uithebt uitgebuikt
hij, zij, hetbuikt uitbuikte uitheeft uitgebuikt
wijbuiken uitbuikten uithebben uitgebuikt
julliebuiken uitbuikten uithebben uitgebuikt
zij, zebuiken uitbuikten uithebben uitgebuikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitbuiken with some of the pronouns.

  • Ik buik uit na het eten.
  • Jij buikt uit na een zware maaltijd.
  • Hij buikt uit op de bank.
  • Zij buiken uit na een lange dag.
  • Wij buiken uit in het weekend.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitbuiken with some of the pronouns.

  • Ik buikte uit na het eten.
  • Jij buikte uit na een zware maaltijd.
  • Hij buikte uit op de bank.
  • Zij buikte uit na een lange dag.
  • Wij buikten uit in het weekend.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitbuiken with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgebuikt na het eten.
  • Jij hebt uitgebuikt na een zware maaltijd.
  • Hij heeft uitgebuikt op de bank.
  • Zij heeft uitgebuikt na een lange dag.
  • Wij hebben uitgebuikt in het weekend.