uitduwen

Conjugations List of Uitduwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikduw uitduwde uitheb uitgeduwd
jij, je, uduwt uitduwde uithebt uitgeduwd
hij, zij, hetduwt uitduwde uitheeft uitgeduwd
wijduwen uitduwden uithebben uitgeduwd
jullieduwen uitduwden uithebben uitgeduwd
zij, zeduwen uitduwden uithebben uitgeduwd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitduwen with some of the pronouns.

  • Ik duw de kast uit.
  • Jij duwt de stoel uit.
  • Hij/Zij duwt het raam uit.
  • Wij duwen de auto uit.
  • Zij duwen de tafel uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitduwen with some of the pronouns.

  • Ik duwde de kast uit.
  • Jij duwde de stoel uit.
  • Hij/Zij duwde het raam uit.
  • Wij duwden de auto uit.
  • Zij duwden de tafel uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitduwen with some of the pronouns.

  • Ik heb de kast uitgeduwd.
  • Jij hebt de stoel uitgeduwd.
  • Hij/Zij heeft het raam uitgeduwd.
  • Wij hebben de auto uitgeduwd.
  • Zij hebben de tafel uitgeduwd.