uiteenlopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | loop uiteen | liep uiteen | heb uiteengelopen |
jij, je, u | loopt uiteen | liep uiteen | hebt uiteengelopen |
hij, zij, het | loopt uiteen | liep uiteen | heeft uiteengelopen |
wij | lopen uiteen | liepen uiteen | hebben uiteengelopen |
jullie | lopen uiteen | liepen uiteen | hebben uiteengelopen |
zij, ze | lopen uiteen | liepen uiteen | hebben uiteengelopen |
PresensBeta
Example presens sentences for Uiteenlopen with some of the pronouns.
- De meningen lopen uiteen over het onderwerp.
- Mijn vrienden lopen uiteen in hun politieke voorkeur.
- De prijzen lopen uiteen, afhankelijk van de kwaliteit.
- De resultaten van het onderzoek lopen uiteen.
- De leeftijden van de studenten lopen uiteen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uiteenlopen with some of the pronouns.
- De meningen liepen uiteen over het onderwerp.
- Mijn vrienden liepen uiteen in hun politieke voorkeur.
- De prijzen liepen uiteen, afhankelijk van de kwaliteit.
- De resultaten van het onderzoek liepen uiteen.
- De leeftijden van de studenten liepen uiteen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uiteenlopen with some of the pronouns.
- De meningen zijn uiteengelopen over het onderwerp.
- Mijn vrienden zijn uiteengelopen in hun politieke voorkeur.
- De prijzen zijn uiteengelopen, afhankelijk van de kwaliteit.
- De resultaten van het onderzoek zijn uiteengelopen.
- De leeftijden van de studenten zijn uiteengelopen.