verkillen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verkil | verkilde | heb verkild |
jij, je, u | verkilt | verkilde | hebt verkild |
hij, zij, het | verkilt | verkilde | heeft verkild |
wij | verkillen | verkilden | hebben verkild |
jullie | verkillen | verkilden | hebben verkild |
zij, ze | verkillen | verkilden | hebben verkild |
Presens
Example presens sentences for Verkillen with some of the pronouns.
- Ik verkillen de melk in de koelkast.
- Jij verkillen je drankjes op het terras.
- Hij/Zij/Het verkillen de groenten voor het avondeten.
- Wij verkillen de bloemen in het water.
- Jullie verkillen de taart in de koelkast.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verkillen with some of the pronouns.
- Ik verkillende de melk in de koelkast elke dag.
- Jij verkillende je drankjes op het terras gisteren.
- Hij/Zij/Het verkillende de groenten voor het avondeten elke week.
- Wij verkillende de bloemen in het water vorige maand.
- Jullie verkillende de taart in de koelkast vaak.
Perfectum
Example perfectum sentences for Verkillen with some of the pronouns.
- Ik heb de melk in de koelkast verkillen.
- Jij hebt je drankjes op het terras verkillen.
- Hij/Zij/Het heeft de groenten voor het avondeten verkillen.
- Wij hebben de bloemen in het water verkillen.
- Jullie hebben de taart in de koelkast verkillen.