vergemakkelijken

Conjugations List of Vergemakkelijken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvergemakkelijkvergemakkelijkteheb vergemakkelijkt
jij, je, uvergemakkelijktvergemakkelijktehebt vergemakkelijkt
hij, zij, hetvergemakkelijktvergemakkelijkteheeft vergemakkelijkt
wijvergemakkelijkenvergemakkelijktenhebben vergemakkelijkt
jullievergemakkelijkenvergemakkelijktenhebben vergemakkelijkt
zij, zevergemakkelijkenvergemakkelijktenhebben vergemakkelijkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Vergemakkelijken with some of the pronouns.

  • Ik vergemakkelijk het leren van de Nederlandse taal.
  • Jij vergemakkelijkt de communicatie tussen collega's.
  • Hij/Zij/Het vergemakkelijkt het proces met nieuwe technologieën.
  • Wij vergemakkelijken de toegang tot informatie.
  • Jullie vergemakkelijken het begrip van moeilijke concepten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vergemakkelijken with some of the pronouns.

  • Ik vergemakkelijkte het leren van de Nederlandse taal.
  • Jij vergemakkelijkte de communicatie tussen collega's.
  • Hij/Zij/Het vergemakkelijkte het proces met nieuwe technologieën.
  • Wij vergemakkelijkten de toegang tot informatie.
  • Jullie vergemakkelijkten het begrip van moeilijke concepten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vergemakkelijken with some of the pronouns.

  • Ik heb het leren van de Nederlandse taal vergemakkelijkt.
  • Jij hebt de communicatie tussen collega's vergemakkelijkt.
  • Hij/Zij/Het heeft het proces met nieuwe technologieën vergemakkelijkt.
  • Wij hebben de toegang tot informatie vergemakkelijkt.
  • Jullie hebben het begrip van moeilijke concepten vergemakkelijkt.