uiteennemen

Conjugations List of Uiteennemen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikneem uiteennam uiteenheb uiteengenomen
jij, je, uneemt uiteennam uiteenhebt uiteengenomen
hij, zij, hetneemt uiteennam uiteenheeft uiteengenomen
wijnemen uiteennamen uiteenhebben uiteengenomen
jullienemen uiteennamen uiteenhebben uiteengenomen
zij, zenemen uiteennamen uiteenhebben uiteengenomen

Presens
Beta

Example presens sentences for Uiteennemen with some of the pronouns.

  • Ik neem de puzzel uit elkaar.
  • Jij neemt de gereedschapskist uit elkaar.
  • Hij neemt het horloge uit elkaar.
  • Wij nemen de motor uit elkaar.
  • Zij nemen de computer uit elkaar.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uiteennemen with some of the pronouns.

  • Ik nam de puzzel uit elkaar.
  • Jij nam de gereedschapskist uit elkaar.
  • Hij nam het horloge uit elkaar.
  • Wij namen de motor uit elkaar.
  • Zij namen de computer uit elkaar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uiteennemen with some of the pronouns.

  • Ik heb de puzzel uit elkaar genomen.
  • Jij hebt de gereedschapskist uit elkaar genomen.
  • Hij heeft het horloge uit elkaar genomen.
  • Wij hebben de motor uit elkaar genomen.
  • Zij hebben de computer uit elkaar genomen.