uitfilteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | filter uit | filterde uit | heb uitgefilterd |
jij, je, u | filtert uit | filterde uit | hebt uitgefilterd |
hij, zij, het | filtert uit | filterde uit | heeft uitgefilterd |
wij | filteren uit | filterden uit | hebben uitgefilterd |
jullie | filteren uit | filterden uit | hebben uitgefilterd |
zij, ze | filteren uit | filterden uit | hebben uitgefilterd |
Presens
Example presens sentences for Uitfilteren with some of the pronouns.
- Ik filter de resultaten uit.
- Jij filtert de informatie uit.
- Hij/Zij/Het filtert de gegevens uit.
- Wij filteren de bestanden uit.
- Jullie filteren de spam uit.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Uitfilteren with some of the pronouns.
- Ik filterde de resultaten uit.
- Jij filterde de informatie uit.
- Hij/Zij/Het filterde de gegevens uit.
- Wij filterden de bestanden uit.
- Jullie filterden de spam uit.
Perfectum
Example perfectum sentences for Uitfilteren with some of the pronouns.
- Ik heb de resultaten uitgefilterd.
- Jij hebt de informatie uitgefilterd.
- Hij/Zij/Het heeft de gegevens uitgefilterd.
- Wij hebben de bestanden uitgefilterd.
- Jullie hebben de spam uitgefilterd.