uitklaren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klaar uit | klaarde uit | heb uitgeklaard |
jij, je, u | klaart uit | klaarde uit | hebt uitgeklaard |
hij, zij, het | klaart uit | klaarde uit | heeft uitgeklaard |
wij | klaren uit | klaarden uit | hebben uitgeklaard |
jullie | klaren uit | klaarden uit | hebben uitgeklaard |
zij, ze | klaren uit | klaarden uit | hebben uitgeklaard |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitklaren with some of the pronouns.
- Ik klaar de situatie uit.
- Jij klaart de misverstanden uit.
- Hij/Zij/Het klaart de lucht uit.
- Wij klaren de problemen uit.
- Jullie klaren de verwarring uit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitklaren with some of the pronouns.
- Ik klaarde de situatie uit.
- Jij klaarde de misverstanden uit.
- Hij/Zij/Het klaarde de lucht uit.
- Wij klaarden de problemen uit.
- Jullie klaarden de verwarring uit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitklaren with some of the pronouns.
- Ik heb de situatie uitgeklaard.
- Jij hebt de misverstanden uitgeklaard.
- Hij/Zij/Het heeft de lucht uitgeklaard.
- Wij hebben de problemen uitgeklaard.
- Jullie hebben de verwarring uitgeklaard.