uitraken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | raak uit | raakte uit | ben uitgeraakt |
jij, je, u | raakt uit | raakte uit | bent uitgeraakt |
hij, zij, het | raakt uit | raakte uit | is uitgeraakt |
wij | raken uit | raakten uit | zijn uitgeraakt |
jullie | raken uit | raakten uit | zijn uitgeraakt |
zij, ze | raken uit | raakten uit | zijn uitgeraakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitraken with some of the pronouns.
- Ik raak uit tijdens de lessen Nederlands.
- Jij raakt uit als je moe bent.
- Hij/Zij raakt uit als de les saai is.
- Wij raken uit wanneer we gestoord worden.
- Zij raken uit zodra de bel gaat.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitraken with some of the pronouns.
- Ik raakte uit toen ik de opdracht niet begreep.
- Jij raakte uit tijdens de presentatie.
- Hij/Zij raakte uit terwijl hij/zij aan het lezen was.
- Wij raakten uit door de slechte weersomstandigheden.
- Zij raakten uit terwijl ze naar muziek luisterden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitraken with some of the pronouns.
- Ik ben uitgeraakt na de les van gisteren.
- Jij bent uitgeraakt na het harde werken.
- Hij/Zij is uitgeraakt nadat hij/zij de toets had gemaakt.
- Wij zijn uitgeraakt na een lange schooldag.
- Zij zijn uitgeraakt sinds ze begonnen met studeren.