uitrijzen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rijs uit | rees uit | ben uitgerezen |
jij, je, u | rijst uit | rees uit | bent uitgerezen |
hij, zij, het | rijst uit | rees uit | is uitgerezen |
wij | rijzen uit | rezen uit | zijn uitgerezen |
jullie | rijzen uit | rezen uit | zijn uitgerezen |
zij, ze | rijzen uit | rezen uit | zijn uitgerezen |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitrijzen with some of the pronouns.
- Ik rijzen uit na een goede nachtrust.
- Jij rijst uit als de zon opkomt.
- Hij/Zij/Het rijst uit met een glimlach.
- Wij rijzen uit na onze vakantie.
- Zij rijzen uit op hetzelfde moment.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitrijzen with some of the pronouns.
- Ik rees uit toen ik het nieuws hoorde.
- Jij rees uit tijdens de ceremonie.
- Hij/Zij/Het rees uit na een moeilijke periode.
- Wij rezen uit als een sterke gemeenschap.
- Zij rezen uit en werden succesvolle ondernemers.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitrijzen with some of the pronouns.
- Ik ben uitgerezen na een lange reis.
- Jij bent uitgerezen naar het buitenland.
- Hij/Zij/Het is uitgerezen voor een nieuwe baan.
- Wij zijn uitgerezen om nieuwe culturen te ontdekken.
- Zij zijn uitgerezen en hebben veel ervaring opgedaan.