uitsparen

Conjugations List of Uitsparen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspaar uitspaarde uitheb uitgespaard
jij, je, uspaart uitspaarde uithebt uitgespaard
hij, zij, hetspaart uitspaarde uitheeft uitgespaard
wijsparen uitspaarden uithebben uitgespaard
julliesparen uitspaarden uithebben uitgespaard
zij, zesparen uitspaarden uithebben uitgespaard

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitsparen with some of the pronouns.

  • Ik spaar geld uit om op vakantie te gaan.
  • Jij spaart tijd uit door efficiĆ«nt te werken.
  • Hij spaart energie uit door de verwarming lager te zetten.
  • Zij sparen moeite uit door samen te werken.
  • We sparen kosten uit door zelf te koken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitsparen with some of the pronouns.

  • Vroeger spaarde ik altijd mijn zakgeld uit.
  • Toen jij jong was, spaarde je speelgoed uit.
  • Hij spaarde tijd uit door minder tv te kijken.
  • Zij spaarden energie uit door kaarsen te gebruiken.
  • We spaarden moeite uit door het werk te verdelen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitsparen with some of the pronouns.

  • Ik heb geld uitgespaard voor een nieuwe fiets.
  • Jij hebt tijd uitgespaard door de files te vermijden.
  • Hij heeft energie uitgespaard door zonnepanelen te installeren.
  • Zij hebben moeite uitgespaard door een professional in te huren.
  • We hebben kosten uitgespaard door de aanbiedingen te gebruiken.