wegsnellen

Conjugations List of Wegsnellen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksnel wegsnelde wegben weggesneld
jij, je, usnelt wegsnelde wegbent weggesneld
hij, zij, hetsnelt wegsnelde wegis weggesneld
wijsnellen wegsnelden wegzijn weggesneld
julliesnellen wegsnelden wegzijn weggesneld
zij, zesnellen wegsnelden wegzijn weggesneld

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegsnellen with some of the pronouns.

  • Ik snel weg uit de klas.
  • Jij snelt weg van het toneel.
  • Hij/zij/het snelt weg naar huis.
  • Wij snellen weg naar het strand.
  • Jullie snellen weg van de drukte.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegsnellen with some of the pronouns.

  • Ik snelde weg voordat ze me zag.
  • Jij snelde weg terwijl ik nog sprak.
  • Hij/zij/het snelde weg na de bel.
  • Wij snelden weg toen het begon te regenen.
  • Jullie snelden weg voordat ik kon reageren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegsnellen with some of the pronouns.

  • Ik ben wegggesneld van het podium.
  • Jij bent weggesneld uit de winkel.
  • Hij/zij/het is weggesneld van de vergadering.
  • Wij zijn weggesneld van het feest.
  • Jullie zijn weggesneld van de piste.