uitvechten

Conjugations List of Uitvechten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvecht uitvocht uitheb uitgevochten
jij, je, uvecht uitvocht uithebt uitgevochten
hij, zij, hetvecht uitvocht uitheeft uitgevochten
wijvechten uitvochten uithebben uitgevochten
jullievechten uitvochten uithebben uitgevochten
zij, zevechten uitvochten uithebben uitgevochten

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitvechten with some of the pronouns.

  • Ik vecht een discussie uit met mijn collega.
  • Jij vecht het probleem uit met je partner.
  • Hij vecht voor zijn rechten.
  • Zij vechten een oorlog uit.
  • We vechten tegen onrechtvaardigheid.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitvechten with some of the pronouns.

  • Ik vocht mijn angsten uit toen ik alleen was.
  • Jij vocht voor rechtvaardigheid in moeilijke tijden.
  • Hij vocht tegen de verleiding en weerstond het.
  • Zij vochten dapper tegen de vijand.
  • We vochten samen om ons doel te bereiken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitvechten with some of the pronouns.

  • Ik heb de ruzie uitgevochten met mijn buurman.
  • Jij hebt de strijd uitgevochten en gewonnen.
  • Hij heeft zijn standpunt krachtig uitgevochten.
  • Zij hebben de geschillen uitgevochten en tot een compromis gekomen.
  • We hebben onze meningsverschillen uitgevochten en zijn nu vrienden.