uitvenen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | veen uit | veende uit | heb uitgeveend |
jij, je, u | veent uit | veende uit | hebt uitgeveend |
hij, zij, het | veent uit | veende uit | heeft uitgeveend |
wij | venen uit | veenden uit | hebben uitgeveend |
jullie | venen uit | veenden uit | hebben uitgeveend |
zij, ze | venen uit | veenden uit | hebben uitgeveend |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitvenen with some of the pronouns.
- Ik ven uit bij de ingang van het park.
- Jij, hij en zij venen uit in de ochtendzon.
- Wij venen uit na een lange werkdag.
- Jullie venen uit tijdens de vakantie.
- Zij venen uit op het terras van het café.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitvenen with some of the pronouns.
- Ik veende uit bij de ingang van het park.
- Jij, hij en zij veenden uit in de ochtendzon.
- Wij veenden uit na een lange werkdag.
- Jullie veenden uit tijdens de vakantie.
- Zij veenden uit op het terras van het café.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitvenen with some of the pronouns.
- Ik heb uitgeveend bij de ingang van het park.
- Jij, hij en zij hebben uitgeveend in de ochtendzon.
- Wij hebben uitgeveend na een lange werkdag.
- Jullie hebben uitgeveend tijdens de vakantie.
- Zij hebben uitgeveend op het terras van het café.