uitvragen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vraag uit | vroeg uit | heb uitgevraagd |
jij, je, u | vraagt uit | vroeg uit | hebt uitgevraagd |
hij, zij, het | vraagt uit | vroeg uit | heeft uitgevraagd |
wij | vragen uit | vroegen uit | hebben uitgevraagd |
jullie | vragen uit | vroegen uit | hebben uitgevraagd |
zij, ze | vragen uit | vroegen uit | hebben uitgevraagd |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitvragen with some of the pronouns.
- Ik vraag de studenten uit over hun weekendplannen.
- Jij vraagt je collega's uit over het project.
- Hij vraagt zijn vriendin uit voor een etentje.
- Wij vragen de klanten uit over hun tevredenheid.
- Jullie vragen de docent uit over de toetsinhoud.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitvragen with some of the pronouns.
- Ik vroeg de studenten uit over hun weekendplannen.
- Jij vroeg je collega's uit over het project.
- Hij vroeg zijn vriendin uit voor een etentje.
- Wij vroegen de klanten uit over hun tevredenheid.
- Jullie vroegen de docent uit over de toetsinhoud.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitvragen with some of the pronouns.
- Ik heb de studenten uitgevraagd over hun weekendplannen.
- Jij hebt je collega's uitgevraagd over het project.
- Hij heeft zijn vriendin uitgevraagd voor een etentje.
- Wij hebben de klanten uitgevraagd over hun tevredenheid.
- Jullie hebben de docent uitgevraagd over de toetsinhoud.