uitwaaieren

Conjugations List of Uitwaaieren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwaaier uitwaaierde uitheb uitgewaaierd
jij, je, uwaaiert uitwaaierde uithebt uitgewaaierd
hij, zij, hetwaaiert uitwaaierde uitheeft uitgewaaierd
wijwaaieren uitwaaierden uithebben uitgewaaierd
julliewaaieren uitwaaierden uithebben uitgewaaierd
zij, zewaaieren uitwaaierden uithebben uitgewaaierd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitwaaieren with some of the pronouns.

  • De zaden waaieren uit door de wind.
  • De bloemblaadjes waaieren in de wind.
  • De geur van het parfum waaiert door de kamer.
  • De geluiden van het festival waaieren over het terrein.
  • De rook waaierde uit de schoorsteen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitwaaieren with some of the pronouns.

  • De zaden waaiden uit door de wind.
  • De bloemblaadjes waaiden in de wind uit.
  • De geur van het parfum waaide door de kamer uit.
  • De geluiden van het festival waaiden over het terrein uit.
  • De rook waaide uit de schoorsteen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitwaaieren with some of the pronouns.

  • De zaden zijn uitgewaaid door de wind.
  • De bloemblaadjes zijn in de wind uitgewaaid.
  • De geur van het parfum is door de kamer uitgewaaid.
  • De geluiden van het festival zijn over het terrein uitgewaaid.
  • De rook is uit de schoorsteen uitgewaaid.