uitwinnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | win uit | won uit | heb uitgewonnen |
jij, je, u | wint uit | won uit | hebt uitgewonnen |
hij, zij, het | wint uit | won uit | heeft uitgewonnen |
wij | winnen uit | wonnen uit | hebben uitgewonnen |
jullie | winnen uit | wonnen uit | hebben uitgewonnen |
zij, ze | winnen uit | wonnen uit | hebben uitgewonnen |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitwinnen with some of the pronouns.
- Ik win uit bij de wedstrijd.
- Jij wint uit tijdens de pauze.
- Hij/Zij wint uit met zijn/haar talent.
- Wij winnen uit op het podium.
- Jullie winnen uit in het spel.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitwinnen with some of the pronouns.
- Ik won uit toen ik jong was.
- Jij won uit in de vorige ronde.
- Hij/Zij won uit met zijn/haar strategie.
- Wij wonnen uit tijdens de training.
- Jullie wonnen uit in de vorige wedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitwinnen with some of the pronouns.
- Ik heb uitgewonnen in de competitie.
- Jij hebt uitgewonnen bij de loterij.
- Hij/Zij heeft uitgewonnen met zijn/haar presentatie.
- Wij hebben uitgewonnen tijdens het evenement.
- Jullie hebben uitgewonnen in de quiz.