uitzitten

Conjugations List of Uitzitten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzit uitzat uitheb uitgezeten
jij, je, uzit uitzat uithebt uitgezeten
hij, zij, hetzit uitzat uitheeft uitgezeten
wijzitten uitzaten uithebben uitgezeten
julliezitten uitzaten uithebben uitgezeten
zij, zezitten uitzaten uithebben uitgezeten

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitzitten with some of the pronouns.

  • Ik zit mijn straf uit in de gevangenis.
  • Hij zit zijn ziektedagen uit thuis.
  • Wij zitten de film helemaal uit, hoe saai het ook is.
  • Jullie zitten de vergadering uit tot het einde.
  • De studenten zitten hun examens uit in de studiezaal.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitzitten with some of the pronouns.

  • Ik zat mijn straf uit in de gevangenis.
  • Hij zat zijn ziektedagen uit thuis.
  • Wij zaten de film helemaal uit, hoe saai het ook was.
  • Jullie zaten de vergadering uit tot het einde.
  • De studenten zaten hun examens uit in de studiezaal.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitzitten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn straf uitgezeten in de gevangenis.
  • Hij heeft zijn ziektedagen uitgezeten thuis.
  • Wij hebben de film helemaal uitgezeten, hoe saai het ook was.
  • Jullie hebben de vergadering uitgezeten tot het einde.
  • De studenten hebben hun examens uitgezeten in de studiezaal.