unificeren

Conjugations List of Unificeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikunificeerunificeerdeheb geünificeerd
jij, je, uunificeertunificeerdehebt geünificeerd
hij, zij, hetunificeertunificeerdeheeft geünificeerd
wijunificerenunificeerdenhebben geünificeerd
jullieunificerenunificeerdenhebben geünificeerd
zij, zeunificerenunificeerdenhebben geünificeerd

Presens

Example presens sentences for Unificeren with some of the pronouns.

  • Ik unificeer de verschillende onderdelen van het project.
  • Jij unificeert je kennis en ervaringen om een oplossing te vinden.
  • Hij/Zij/Het unificeert de systemen voor maximale efficiĆ«ntie.
  • Wij unificeren onze inspanningen om een gemeenschappelijk doel te bereiken.
  • Jullie unificeren de processen om de samenwerking te verbeteren.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Unificeren with some of the pronouns.

  • Vroeger unificeerde ik handmatig alle gegevens.
  • Toen unificeerde jij de oude en nieuwe systemen.
  • In het verleden unificeerde hij/zij/het de procedures stap voor stap.
  • Wij unificeerden regelmatig de interne communicatiekanalen.
  • Jullie unificeerden de teams om de samenwerking te vergemakkelijken.

Perfectum

Example perfectum sentences for Unificeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de verschillende afdelingen geünificeerd.
  • Jij hebt je inzichten succesvol geünificeerd.
  • Hij/Zij/Het heeft de bedrijfsstructuren geünificeerd.
  • Wij hebben alle documenten geünificeerd voor betere toegankelijkheid.
  • Jullie hebben de applicaties geünificeerd om compatibiliteitsproblemen op te lossen.