vaneenrijten

Conjugations List of Vaneenrijten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrijt vaneenreet vaneenheb vaneengereten
jij, je, urijt vaneenreet vaneenhebt vaneengereten
hij, zij, hetrijt vaneenreet vaneenheeft vaneengereten
wijrijten vaneenreten vaneenhebben vaneengereten
jullierijten vaneenreten vaneenhebben vaneengereten
zij, zerijten vaneenreten vaneenhebben vaneengereten

Presens
Beta

Example presens sentences for Vaneenrijten with some of the pronouns.

  • Ik rijt vaneen wanneer ik haast heb.
  • Jij rijt vaneen als je boos bent.
  • Hij/Zij/Het rijt vaneen tijdens het spel.
  • Wij rijten vaneen bij het zien van een hond.
  • Jullie rijten vaneen als er een verrassing is.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vaneenrijten with some of the pronouns.

  • Ik reed vaneen wanneer ik gestrest was.
  • Jij reed vaneen als je verdrietig was.
  • Hij/Zij/Het reed vaneen toen het donker werd.
  • Wij reden vaneen naar de supermarkt.
  • Jullie reden vaneen naar het strand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vaneenrijten with some of the pronouns.

  • Ik heb vaneen gereden toen ik de bel hoorde.
  • Jij hebt vaneen gereden nadat je de aanwijzing kreeg.
  • Hij/Zij/Het heeft vaneen gereden sinds hij/zij zijn/haar rijbewijs heeft.
  • Wij hebben vaneen gereden zodra het begon te regenen.
  • Jullie hebben vaneen gereden voordat de zon onderging.