vaneenscheiden

Conjugations List of Vaneenscheiden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikscheid vaneenscheidde vaneenheb vaneengescheiden
jij, je, uscheidt vaneenscheidde vaneenhebt vaneengescheiden
hij, zij, hetscheidt vaneenscheidde vaneenheeft vaneengescheiden
wijscheiden vaneenscheidden vaneenhebben vaneengescheiden
julliescheiden vaneenscheidden vaneenhebben vaneengescheiden
zij, zescheiden vaneenscheidden vaneenhebben vaneengescheiden

Presens
Beta

Example presens sentences for Vaneenscheiden with some of the pronouns.

  • Ik scheiden van elkaar vaneen.
  • Jij scheidt van elkaar vaneen.
  • Hij/Zij scheidt van elkaar vaneen.
  • Wij scheiden van elkaar vaneen.
  • Jullie scheiden van elkaar vaneen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vaneenscheiden with some of the pronouns.

  • Ik scheidde van elkaar vaneen.
  • Jij scheidde van elkaar vaneen.
  • Hij/Zij scheidde van elkaar vaneen.
  • Wij scheidden van elkaar vaneen.
  • Jullie scheidden van elkaar vaneen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vaneenscheiden with some of the pronouns.

  • Ik ben van elkaar vaneengescheiden.
  • Jij bent van elkaar vaneengescheiden.
  • Hij/Zij is van elkaar vaneengescheiden.
  • Wij zijn van elkaar vaneengescheiden.
  • Jullie zijn van elkaar vaneengescheiden.