verhalvezolen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verhalvezool | verhalvezoolde | heb verhalvezoold |
jij, je, u | verhalvezoolt | verhalvezoolde | hebt verhalvezoold |
hij, zij, het | verhalvezoolt | verhalvezoolde | heeft verhalvezoold |
wij | verhalvezolen | verhalvezoolden | hebben verhalvezoold |
jullie | verhalvezolen | verhalvezoolden | hebben verhalvezoold |
zij, ze | verhalvezolen | verhalvezoolden | hebben verhalvezoold |
Presens
Example presens sentences for Verhalvezolen with some of the pronouns.
- Ik verhalvezool
- Jij verhalvezoelt
- Hij/Zij verhalvezoelt
- Wij verhalvezoelen
- Jullie verhalvezoelen
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verhalvezolen with some of the pronouns.
- Ik verhalvezoelde
- Jij verhalvezoelde
- Hij/Zij verhalvezoelde
- Wij verhalvezoelden
- Jullie verhalvezoelden
Perfectum
Example perfectum sentences for Verhalvezolen with some of the pronouns.
- Ik heb verhalvezoeld
- Jij hebt verhalvezoeld
- Hij/Zij heeft verhalvezoeld
- Wij hebben verhalvezoeld
- Jullie hebben verhalvezoeld