vermunten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vermunt | vermuntte | heb vermunt |
jij, je, u | vermunt | vermuntte | hebt vermunt |
hij, zij, het | vermunt | vermuntte | heeft vermunt |
wij | vermunten | vermuntten | hebben vermunt |
jullie | vermunten | vermuntten | hebben vermunt |
zij, ze | vermunten | vermuntten | hebben vermunt |
PresensBeta
Example presens sentences for Vermunten with some of the pronouns.
- Ik vermunt
- Jij vermunten
- Hij/Zij/Het vermunt
- Wij jullie u zij vermunten
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vermunten with some of the pronouns.
- Ik vermondde
- Jij vermondde
- Hij/Zij/Het vermondde
- Wij vermondden
- Jullie vermondden
- U vermondde
- Zij vermondden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vermunten with some of the pronouns.
- Ik heb vermund
- Jij hebt vermund
- Hij/Zij/Het heeft vermund
- Wij hebben vermund
- Jullie hebben vermund
- U heeft vermund
- Zij hebben vermund